Overweging op het feest van Christus Koning (jaar A)

© Piet Linders

Jongerenkerk

Venlo


Overweging van

Piet Linders


bij

Mt.25, 31-46


zondag

23-11-2008

Langzaam maar zeker naderen we weer de laatste maand van het jaar. Het is nog maar even, of we zitten al weer tegen de jaarwisseling aan. De tijd vliegt…, misschien staan we meer dan anders, juist in zulke perioden, stil bij de tijd. De tijd van het jaar, de tijd van zulke dagen, de betekenis van zulke momenten.


Als er al 'n besef sterk in ons mensen aanwezig is, dan is het wel dit besef; het besef dat ons leven zich in de tijd afspeelt. Het besef dat elk leven en daarom al ons denken en doen, niet los of buiten de tijd gezien kan worden. Kennelijk hebben wij zo'n besef nodig. Het geeft houvast, het geeft richting, zo'n besef van tijd, brengt bestemming van ons leven met zich mee.

Het brengt voor ons tegelijk het weten dat wij hetgeen we willen bereiken, soms ook niet bereiken, dat we dingen wel moeten waarmaken, voordat het te laat is. Dat we stap voor stap moeten zetten, om ergens te kunnen komen. Dat we geen dingen moeten overslaan als we ergens uit willen komen.

Zo'n besef laat ons juichen als we precies op de juiste tijd, op de juiste plaats, de juiste beslissing hebben genomen. 'Ik was er precies op de juiste tijd' zeggen we dan.

En zo zijn er vele voorbeelden van de menselijke kalender te noemen, welke wij nodig hebben om de weg van ons leven te kunnen afleggen. Hoe zou zulks mogelijk zijn, als we het besef van tijd zouden moeten ontberen? Waar zouden wij nog naar op weg zijn als wij die kalender niet met ons mee zouden dragen?


Misschien zou ons leven eeuwig zijn, maar zou daarin dan ook niet tegelijk het gevaar liggen dat alles op de lange baan geschoven zou worden. Dat van alle problemen gezegd zou worden, dat ze zich wel ooit als vanzelf zullen oplossen?

'Stil maar joh, ben je ek…, stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw'; weet u nog dat we dat liedje leerden bij de catechismusle?


Kennelijk zit onze werkelijkheid wat anders in elkaar. Wij hebben een natuurlijk besef van eindigheid. Gelukkig hebben we dat. Opdat wij weten van onze eigen eindigheid, onze eigen sterfelijkheid. We hebben ieder zo, onze eigen levenskalender.

Aan de andere kant bestaat onze wereld er ook uit dat vooral het tegendeel wordt gepropageerd? De rekkelijkheid van het leven wordt aangeprezen, de verlenging van demenselijke kalender, de eeuwige jeugd. Neem vooral geen genoegen met de wetenschap dat we na de geboorte ook oud van dagen worden. In onze wereld moet je vooral jong zijn, zelfbewust, vooral voor jezelf opkomen en autonoom zijn. Vervolgens mogen er zo min mogelijk rimpels zichtbaar zijn, we moeten ons overtollig vet laten weghalen, onze pronte lichaamsdelen decent tonen, laten zien wie jij mens, wie jij bent.

Maar kan dat? Kan een mens zo, op zo'n manier autonoom zijn, zo enkel en alleen uit één naam, zichzelf zijn? Zo enkel maar uit één kleur bestaan, zo enkel en alleen, alleen zijn, dat alles uit een stuk, uit één beeld bestaat? Zijn wij zulke mensen, u en ik? Vallen wij zo met onszelf samen dat wij vervolgens onaantastbaar zijn? Kan het zijn dat onze wereld en dat ook wij dus, allereerst en vooral voorons-zelf bestaan? Van begin tot eind, van eindigheid tot eeuwigheid?

Als dat zo is, waarom zouden wij dan nog mogen geloven? Waarom zouden wij mogen geloven in de wereld, in de Andere mens, waarom dan toch geloven in God? Als wij geen tijd meer zouden kennen, zouden we dan vervolgens niet verloren lopen? Verdwalen in ons eigen bestaan, de weg kwijt raken, ongelukkig worden. Is dat niet het grote lijden van onze tijd, dat wij toenemend kans lopen te verdwalen in onze eigen tijd, onderwijl in alle drukte van onze wereld verloren lopen, omdat we misschien minder in staat zijn de Ander te vinden. Maar, hoe vind je de Ander als je voortdurend wordt uitgenodigd enkel voor jezelf verantwoordelijk te zijn?

Vandaag is het de laatste zondag van het kerkelijk jaar. We horen in de Schriftlezing over een visioen. We mogen ons volgens Matteüs verheugen als gelovig mens in het leven te staan. Want waar het visioen vooral tussen de regels door over spreekt is, het besef dat wij als mens in de wereld staan, onze tijd kennen, mogen geloven ja eigenlijk meten geloven op de maat van de tijd. Als je enkel en alleen voor jezelf bent dan zul je uiteindelijk niet met, maar tegenover andere mensen staan; dat is waar het visioen over gaat. Veel meer is het leven, jouw kalender, bedoeld om de dagen van jouw bestaan eveneens te vullen met hetgeen een Ander raakt. Matteüs zegt eigenlijk daarmee dat ieder mens een beetje een Ander is. 'Ik was vreemdeling, en jullie namen me op'.


In de kern zegt Matteüs eigenlijk dat ieder mens ten dele ook bestaat voor en door de Ander 'Ik was hongerig en jullie gaven mij te eten' Elk mens is in de kern ook gericht op die Ander. Hoe zou je anders mens kunnen heten

Wij kunnen in onze wereld geloven wat we willen, en gelukkig, mensen mogen dat ook. Onze God van Christus koning heeft vele namen in vele culturen en is veel ouder en jonger dan wij christenen soms wel willen geloven. Maar als we deze medemenselijkheid niet kunnen herkennen, en vervolgens niet willen waarmaken met onze handen en voeten binnen welk geloof dan ook, dan gaan wij van crisis tot crisis. Dat kan enkel ons bestaan leiden naar nogmeer verlorenheid en nog meer ongeluk.Uiteindelijk, bedoelt Matteüs, wil God, de God van alle mensen, niet in zo'n wereld van hoogheid wonen. Dan zal de Eeuwige niet onze wereld als woonplaats hebben, maar zullen wij als mens goddeloos zijn, van God los, oftewel van de Ander los

Volgende week begint de Adventstijd, we gaan op weg naar het Licht, de nieuwe, altijd-durende geboorte van de vrede. Als wij op weg gaan, op weg naar de Ander, dan krijgen wij het geloven er gratis bij, of we willen of niet.'Want alles wat jullie gedaan hebben voor één van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.' Onze God is niet los van de Ander verkrijgbaar! Amen.